Er zijn veel gedichten geschreven waarbij Gedenken de rode draad is. Op deze pagina een aantal mooie voorbeelden. Ter inspiratie.

Weggaan

Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Rutger Kopland 

Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.

  1. Vasalis

LIEDJE

Er staat in mijn hart een boompje gegroeid,
De wortels zijn bloedig rood,
Maar de bloesems zijn, als het boompje bloeit,
Sneeuwwit langs de tengere loot.

’s Nachts droom ik van vogels en laaiend vuur
En hoor verward gekras,
Maar een lied rijst in het morgenuur
Als een feniks uit asch.

En van de liefde verbleekt het rood
Tot de smetteloosheid van het kind –
Er is een zuiverheid van den dood
Die reeds in het leven begint.

  1. Nijhoff

Een bos

Wat je kunt: een boom planten in omgewoelde aarde, zien hoe de takken 
naar de hemel reiken. Zon. Maan. De hemel die je zelf ooit hebt 
vervloekt. Een zomerdag begraven. Door de tijd heen kijken. 

Onder de boom staan als het waait, weten waarvoor te weinig woorden zijn. 
Te weinig handen. Denken. Water geven. Zien hoe de stammen 
langzaam dikker worden, het leven zich een uitweg bloeit. 

Hoe ieder voorjaar weer het blad, ieder najaar weer het vallen. Hoe weinig 
blijft staan. Hoeveel. Onder die bast de cirkeling van zonderjaren, 
ring na ring woedend opgeruimde of intact gelaten kamers,
onthouden gedachten, de lach, de verhalen. 

Wat je weet: onder de grond groeit een wirwar van lopers en draden,
vormen een netwerk van minieme signalen, tasten over en weer – 
men hecht onzichtbaar aan elkaar, vloeit samen. 

Er is niets meer. Er is alles. In de takken hangt de zon, de maan. 
Alle bomen dragen namen. En ze groeien. Ze groeien. 
Van kruin tot wortels trillend van bestaan.

 

Esther Naomi Perquin